Het Burgerlijk Wetboek kent in boek 3 bepalingen ter zake van de verjaring van rechtsvorderingen. Hoofddoel van de verjaringswetten is de rechtszekerheid. Op enig moment dient de juridische situatie overeenkomstig de feitelijke situatie te worden gebracht. Rechters houden zich strak aan verjaringstermijnen, om welke reden het van belang is om altijd rekening te houden met verjaringsperikelen. In het kort een uitleg over de zgn. bevrijdende verjaring.
Wanneer een vordering verjaard is kan deze niet meer in rechte worden afgedwongen, zelfs niet wanneer de vordering juist is. Er resteert dan een zgn. natuurlijke verbintenis, welke in rechte dus niet kan worden afgedwongen. Dit betekent dat de schuldeiser geen vonnis zal kunnen verkrijgen waarmee de vordering vervolgens via bijvoorbeeld een deurwaarder kan worden geïnd. De schuldenaar is dan ‘bevrijd’ van de vordering. In dit verband is van belang om te weten dat de rechter nooit zelfstandig zal onderzoeken of sprake is van verjaring. De schuldenaar zal dit dus zelf aan moeten voeren.
Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van 20 jaren. De wet bepaalt in veel gevallen anders. Vorderingen die bijvoorbeeld zien op nakoming van een verbintenis uit overeenkomst (bijvoorbeeld de betaling van een factuur) verjaren 5 jaar nadat de vordering is ontstaan/opeisbaar is geworden. In meer specifieke wetgeving, bijvoorbeeld het arbeidsrecht, gelden weer andere, vaak kortere, verjaringstermijnen.
Lopende verjaringstermijnen kunnen worden gestuit. Wanneer sprake is van stuiting, dan begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen die gelijk is aan de verjaringstermijn die gestuit werd. De wijze van stuiting hangt af van de vordering. In veel gevallen kan worden volstaan met een schriftelijke stuitingshandeling, waarin de schuldeiser aangeeft dat hij zijn vordering nog altijd wenst te verhalen. Maatwerk is echter wel geboden. Onjuiste stuiting leidt immers tot verjaring. Met stuiting wordt (vooralsnog) voorkomen dat een vordering verjaart.
Het verjaringsrecht is voor de schuldenaar een sterk middel om als verweer tegen een vordering in te zetten. Voor schuldeisers is het van belang dat vorderingen tijdig en op de juiste wijze gestuit worden, zodat een nieuwe verjaringstermijn aanvangt en de vordering veiliggesteld wordt. Wenst u advies of bijstand in het kader van verjaringsperikelen? Neem dan contact op met mr. J.B.M. Swart of mr. H.R. Yücesan.